Nieuws-update over de buxusmot:


Is de buxusmot op haar retour?


Explosieve groei

In 2018 was de uitbreiding van de buxsmot explosief: toen werden in alle provincies buxusmotten gezien. De meeste waarnemingen kwamen voor in het zuidelijke deel van Nederland: grofweg ten zuiden van de lijn Alkmaar-Winterswijk.


In 2019 is de soort lang niet zo talrijk waargenomen als in 2018. In de eerste zeven maanden van 2019 zijn er slechts 700 waarnemingen gemeld, terwijl dat er in dezelfde periode van 2018 meer dan 1800 waren. Vooral in het zuiden van het land lijkt de buxusmot behoorlijk te zijn verminderd.


Kaartje met de waarnemingen in 2018 (groen), en 2019 tot 31 juli (rood) (Kaart: NDFF/De Vlinderstichting)


Buxus verdwenen

Dat het aantal buxusmotten achteruit zou gaan was wel te verwachten, want de rupsen zijn gespecialiseerd op buxus. Na de explosieve uitbraak van de buxusmot in 2018, is de buxusstruik op veel plekken verwijderd en eventueel vervangen door andere soorten. Er is gewoon minder buxus aanwezig en de buxusmot heeft daarmee, door haar eigen vraatzucht, haar eigen voortbestaan op het spel gezet.


Natuurlijke vijanden ook in opmars

Omdat de buxusmot een exoot is ( komt hier oorspronkelijk niet voor) heeft hij hier van nature geen vijanden. Hierin komt nu ook verandering. We zien ook steeds meer natuurlijke vijanden van de buxusrups ontstaan. Vogels vangen veel rupsen van deze exoot weg uit de planten. Ook spitsmuizen lusten de groenzwarte rupsen graag. Insecten dragen ook hun steentje bij in de bestrijding van de buxusmot: Sluipwespen parasiteren op de rupsen en gewone wespen eten de rupsen.


Wesp eet buxusrups (Foto: www.huisentuinkado.nl C.K. van Mourik


Deze hulp zal ook zeker hebben bijgedragen in de achteruitgang van de populatie buxusmotten. Of hiermee de ‘plaag’, en de overlast, van deze invasieve exoot nu over is, kan nog niet gezegd worden. In augustus en september vliegt er namelijk nog een generatie buxusmotten. Hoe groot deze zal worden, is nu nog niet te zeggen. De hoeveelheid eitjes die zij afzetten bepaald de populatie die overwinterd en volgend jaar voor de 1ste generatie rupsen zorgt.


Mezensterfte zeer waarschijnlijk niet door buxusmotbestrijding

Onderzoek wijst uit dat koolmeessterfte waarschijnlijk niet het gevolg is van de bestrijding van de buxusmot. In een enkel geval zouden diergeneesmiddelen tegen vlooien en teken bij honden en katten wel tot sterfte geleid kunnen hebben. Dat blijkt uit een studie van CLM Onderzoek en Advies in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW). De gevonden concentraties van pesticiden zijn volgens de onderzoekers in de meeste gevallen te laag om sterfte van de jonge mezen te hebben veroorzaakt. Op locaties waarvan melding is gedaan met welke pesticiden tegen buxusmot is gespoten, worden deze stoffen bovendien niet teruggevonden in de mezen.

Mezen gebruiken honden- en kattenharen om hun nest te bekleden. Door de behandeling van honden en katten met diergeneesmiddelen tegen vlooien en teken blijken deze haren insecticiden te bevatten. In 97% van het aantal keren dat in de jonge mezen toegestane insecticiden zijn gevonden zou dit gerelateerd kunnen worden aan contaminatie via haren met diergeneesmiddelen.

Eerder werd vermoed dat koolmezen vooral doodgaan na het eten van bespoten rupsen van de buxusmot, maar dat klopt dus niet.


Diergeneesmiddelen

In dode mezen zijn 26 verschillende pesticiden aangetroffen, waarvan twee derde van de metingen insecticiden betreft. Deze insecticiden zijn waarschijnlijk voor het grootste deel afkomstig van diergeneesmiddelen tegen vlooien en teken bij honden en katten. Mogelijk zijn jonge mezen in enkele nesten hieraan doodgegaan.

Daarmee lijkt volgens de onderzoekers de ’haarroute’ de meest waarschijnlijke route waardoor jonge koolmezen insecticiden binnen krijgen. Deze route is nog niet eerder beschreven. Voor gewasbeschermingsmiddelen die via het voedsel in mezen komen, is dat 58%.

Via diergeneesmiddelen kunnen insecticiden uiteindelijk in jonge mezen terecht komen.


Minder insecten in de stad

De afgelopen twee jaar is de sterfte onder jonge mezen gelijk gebleven, zeggen onderzoeksinstituut CLM. Wel gaan er in de stad meer jonge vogels dood dan op het platteland. Zo is er in de stad een lagere hoeveelheid insecten, een lagere kwaliteit van insecten en een hogere kans op sterfte van de volwassen mezen die daardoor hun jongen niet meer kunnen verzorgen. Zo kunnen volwassen mezen ten prooi vallen aan katten of tegen een raam vliegen.

Ook is er geen toename van sterfte van nestjongen van de koolmees in de stad waargenomen vanaf 2017, het jaar dat er een toename van de buxusmot is geconstateerd, en daarmee waarschijnlijk ook van de busxusmotrupsbestrijding. Wel kunnen de voor vogels sterk giftige stoffen fipronil en imidacloprid in enkele gevallen de oorzaak zijn van sterfte van jonge koolmezen.

Uit eerder onderzoek bleek dat er een hogere sterfte van jonge koolmezen in de stad was, ten opzichte van natuurgebieden. Dit verklaren de onderzoekers nu door een combinatie van factoren.


Buxine

Onderzoekers bekeken ook of buxine de oorzaak is van de dood van jonge koolmezen. Dit is zeer waarschijnlijk niet het geval. Buxus en buxusmotrupsen bevatten de natuurlijke gifstof buxine. Buxine is giftig voor zoogdieren, maar er zijn geen onderzoeken gevonden die laten zien dat buxine giftig is voor vogels.

In proeven die in 2018 op NIOO-KNAW zijn uitgevoerd, bleek dat koolmezen buxusmotrupsen eten en zelfs een voorkeur hebben voor deze groene rupsen ten opzichte van andere, niet-groene insecten. Deze mezen zijn hierna niet ziek geworden en zijn daar ook niet aan doodgegaan. De verwachting is dan ook dat buxine zeer waarschijnlijk niet de oorzaak is van de dood van jonge koolmezen.


26 verschillende pesticiden aangetroffen

In totaal zijn 26 verschillende pesticiden aangetroffen in de 41 monsters van dode jonge koolmezen. Het valt de onderzoekers op dat naast insecticiden ook fungiciden en herbiciden zijn aangetroffen. Het gaat hierbij om:

Insecticiden (9): cypermethrin, DDT, fipronil, fluralaner, imidacloprid, permethrin, piperonyl butoxide, propoxur, pyriproxyfen;
Fungiciden (6): difenoconazool, dimethomorph, folpet, iprodion, pencycuron, tebuconazool;
Herbiciden (7): chloorprofam, fluroxypyr-1-methylheptylester, oxadiazon, pendimethalin, phenmedifam, propyzamide, prosulfocarb;
Biocide (2): 2-Fenylfenol, DEET;
Industrieel (1): difenyl;
Intermediair (1): anthrachinon.


Sociale media

De sterfte onder mezenjongen is de laatste jaren niet toegenomen. Een mogelijke verklaring van de onderzoekers voor het feit dat mensen dáchten dat de sterfte plots toenam, zien zij in sociale media. Steeds meer mensen volgen het wel en wee (volgens onderzoekers vooral dat laatste) van mezen met een eigen camera, terwijl voorheen mensen niet wisten wat zich in een nestkast afspeelde. Via sociale media worden ervaringen gedeeld en daardoor zijn mensen ook beter gaan opletten. Daardoor constateren zij volgens de onderzoekers eerder dat ’hun’ mezen zijn doodgegaan.


’Stop gebruik pesticiden in huis en tuin’

Hoewel de oorzaak van de mezensterfte niet kan worden gekoppeld aan bestrijding van de buxusmot met chemische middelen, geeft de studie volgens de onderzoekers wel inzicht in de verspreiding van pesticiden in het milieu. Zij pleiten ervoor dat het gebruik van pesticiden in huis en tuin stopt. Er zijn volgens hen voldoende niet-chemische alternatieven beschikbaar.



Lust de buxusmot ook andere struiken?

Er zijn aanwijzingen dat de rupsen van de buxusmot wellicht ook andere struiken lusten.


Proefopstelling voedselproeven buxusmotrupsen (Foto: Eline Arts)


Tot dusver werd ervan uitgegaan dat de rupsen gespecialiseerd waren in buxus en geen andere struiken aten. Toch kwamen er wel meldingen over buxusmot-rupsen die ook andere struiken zouden eten. Daarom startte De Vlinderstichting een onderzoek.


Niet alleen buxus

Eline Arts,studente aan het Helicon MBO in Geldermalsen, deed bij De Vlinderstichting kweekproeven met de buxusmot. Arts is vanuit mbo Helicon in Geldermalsen stagiaire bij de Vlinderstichting. Arts heeft tijdens haar stage onderzocht welke struiken de buxusmot nog meer eet. De kweekproef bestond uit een opbouw van zes verschillende struiken, waarbij zowel rupsen als vlinders werden geplaatst. Er werd vervolgens geregistreerd wat er gebeurde.


Welke planten werden er gebruikt voor het onderzoek?

Dwergmispel (Cotoneaster),

Japanse Hulst (Ilex crenata),

Wilde Liguster (Ligustrum vulgare)

Dikkemanskruid of schaduwkruid (Pachysandra terminalis),

Japanse kardinaalsmuts (Euonymus fortunei)

en uiteraard Buxus.


Uitkomsten van het onderzoek:

Zoals verwacht, deden de rupsen zich tegoed aan de buxusplant en ook de vlinders voelden zich daar thuis. Eitjes werden gelegd en een nieuwe generatie buxusmotten kwam uit.


Dwergmispel (Cotoneaster), Japanse hulst (Ilex crenata) en ook Wilde liguster (Ligustrum vulgare)werden niet door de rupsen gegeten. Er werden op de liguster wel eitjes gelegd, maar deze kwamen niet uit.



Etende rups van buxusmot op Pachysandra (Foto: Eline Arts)


Er werd activiteit waargenomen op dikkemanskruid of schaduwkruid (Pachysandra) en Japanse kardinaalsmuts (Euonymus fortunei).


Pachysandra is een bodembedekker, behorend tot de buxusfamilie, die in heel veel Nederlandse tuinen te vinden is. Deze bleek wel gegeten te worden door de rupsen en ook voortplanting werd waargenomen. Dit betekent dat het in potentie een waardplant is.

Dat geldt ook voor de Japanse kardinaalsmuts (Euonymus fortunei). Van Japanse kardinaalsmuts werd wel gegeten, maar daar is nog geen voortplanting gesignaleerd.


In theorie zijn beide planten dus goede waardplanten voor de buxusmot en is voorzichtigheid en waakzaamheid geboden. Meldingen dat vlinders in de vrije natuur op deze planten hun eitjes afzetten, zijn nog niet binnengekomen. Deze kweekwaarnemingen wijzen erop dat dat zeker niet onwaarschijnlijk of uit te sluiten is! Aanvullend onderzoek volgt zeer waarschijnlijk nog.


Rijksstraatweg 56  |  4197 BD Buurmalsen  |  Tel: 0345 580345  |  Gsm: 06 54945680  |  KvK: 67707378  |  info@ckvanmourik.nl
Privacy